Randstad380kV Zuidring


380kV Hoogspanningslijn Wateringen Beleiswijk 2007-2011

 
 
   
 

 

MER: Achtergrondsrapport Landschap en Cultuurhistorie

Opdrachtgever: TenneT / Ministerie van Economische Zaken

Opdracht uitgevoerd i.s.m. ir Jeroen Goudeseune bureau Taken

Het project Randstad 380 betreft het tot stand brengen van een 380Kv
hoogspanningslijn tussen Wateringen-Zoetermeer-Beverwijk en valt uiteen in een
zuid- en een noordring. Dit rapport vormt het achtergrondrapport voor het aspect
landschap en cultuurhistorie bij het MER voor de Zuidring.


Methode van onderzoek
Landschappelijke kwaliteit is een resultaat van samenhangen. Dit betekent dat ook voor een nieuwe hoogspanningsverbinding gezocht moet worden naar een nieuwe goede samenhang in het landschap. De interactie tussen een hoogspanningsverbinding en het landschap vindt plaats op drie schaalniveaus:
tracéniveau, lijnniveau en mastniveau.
Elk van deze schaalniveaus kent specifieke ruimtelijke en visuele verschijnselen ten aanzien van de samenhang tussen landschap en hoogspanningslijn.

Zo is het op tracéniveau van belang het eigen karakter van een hoogspanningslijn als grootschalig infrastructureel element te onderkennen door de lijn zo eenvoudig mogelijk, en zo min mogelijk beïnvloed door lokale verschijnselen in het landschap, vorm te geven. In het bijzonder het streven tot bundeling met andere infrastructuur vraagt in dit opzicht aandacht omdat het tot veel afwijkingen kan leiden en daarmee kan resulteren in een rommelige lijn die nadrukkelijk in het landschap aanwezig is. Ook gedeeltelijke verkabeling vraagt in dit opzicht aandacht omdat het de logica van de verbinding onderbreekt.
Op het lijnniveau kunnen afwijkingen, zoals knikken, leiden tot een complex aanzien
van de verbinding en daarmee tot een lijn die nadrukkelijk in het landschap aanwezig
is. Ook kan op dit schaalniveau beïnvloeding van de landschappelijke karakteristiek
van gebieden plaatsvinden en kunnen de relaties tussen specifieke elementen, zoals
bebouwingslinten en waterlopen, en hun landschappelijke context wijzigen door de
aanwezigheid van de lijn.
Op het mastniveau kunnen de relaties tussen specifieke elementen, zoals
bouwwerken en andere individuele landschapselementen, worden beïnvloed door de
aanwezigheid van masten. Ook kan het zijn dat elementen geheel moeten wijken
voor masten.
De beïnvloeding van samenhangen in het landschap op ieder van deze schaalniveaus
bepaalt enerzijds de kwaliteit van de hoogspanningslijn zelf en anderzijds het behoud
of de ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit. In deze rapportage is dan ook
onderzocht welke samenhangen ontstaan of veranderen en wat dit betekent voor de
landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek van het gebied.

Landschappelijkhoofdpatroon
Het landschappelijk hoofdpatroon

Huidige situatie en autonome ontwikkeling
De landschappelijke en cultuurhistorische karakteristieken en bijzonderheden zijn
zowel op de schaal van het plangebied van de zuidring als geheel als op
deelgebiedniveau onderzocht. Hierbij is de nadruk gelegd op de kenmerken en
kwaliteiten die nadrukkelijk verband houden met het vraagstuk van tracering van een
hoogspanningslijn.
De huidige karakteristiek van het landschap wordt deels nog bepaald door de
typische ontginningsgeschiedenis waarin een wisselwerking tussen land en water een
belangrijke rol heeft gespeeld. In dit proces hebben zich veenpolders en
droogmakerijen gevormd met ieder hun eigen landschappelijke karakteristiek.
In dit typische agrarische cultuurlandschap heeft zich in de meer recente geschiedenis
een proces van grootschalige verstedelijking voltrokken waardoor een typische
structuur van verdichte stedelijke (groen)gebieden en enclaves van open agrarisch
landschap is ontstaan. Deze verweving van open groene gebieden met stedelijk
gebied, met duidelijke randen en verte-kenmerken, is dan ook kenmerkend voor het
karakter van het landschap in de zuidring. Historische bebouwingslinten vormen
elementen en structureren het gebied dat hiernaast sterk door recente
grootschalige infrastructuur versneden is. De groene mazen in het stedelijke weefsel
bestaan voor een deel nog uit agrarisch gebied maar ook stedelijk recreatief
groengebied neemt een belangrijke plaats in.

Gebiedskarakteristiek
Gebiedskarakteristiek

Effecten
Voor elk deelgebied zijn diverse tracévarianten ontwikkeld die in beginsel onderling
combineerbaar zijn. Om integrale tracéalternatieven te kunnen beoordelen zijn uit de
deelgebiedvarianten integrale alternatieven samengesteld.

Deelgebieden
Indeling in deelgebieden

De bepaling en beoordeling van effecten vindt plaats aan de hand van criteria op drie
verschillende schaalniveaus; dezelfde schaalniveaus die onderscheiden zijn als relevant voor de relatie tussen hoogspanningslijn en landschap. Op het hoogste schaalniveau, het tracéniveau, worden alleen integrale tracévarianten beoordeeld. Op de twee lagere schaalniveaus worden de deelgebiedvarianten beoordeeld en daarmee de integrale tracévarianten die hieruit zijn samengesteld. De gehanteerde
beoordelingscriteria zijn: kwaliteit tracé, beïnvloeding van het landschappelijk
hoofdpatroon, plaatselijke afwijkingen, beïnvloeding van gebiedskarakteristiek,
beïnvloeding van specifieke elementen op mastniveau, beïnvloeding van specifieke
elementen op lijnniveau en fysieke aantasting van specifieke elementen.

hsl
Fotomontage van woonstraat met zicht op nieuwe hoogspanningslijn

A4
Fotomontage van de A4 met zicht op nieuwe hoogspanningslijn

begin document

 
 
 
 
 
RIP

Algemene principes en mogelijke maatregelen.

Bij het opstellen van dit landschapsplan zijn een aantal algemene inrichtingsprincipes gehanteerd. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat het verstoppen van de 380 kV masten en lijnen door bijvoorbeeld het aanbrengen van beplantingen nabij de masten of de lijnen weinig zin heeft. De masten zijn immers aanzienlijk hoger (meer dan 45 m) dan de meeste in Nederland voorkomende bomen en zullen er dus altijd bovenuit komen. Beplantingen kunnen een zinvolle rol spelen bij het inpassen van de lijn als wordt uitgegaan van een groter gebied rond de lijn en als de mogelijke posities van waarnemers in beschouwing worden genomen. Beplantingen tussen lijn en waarnemer zullen het zicht op de lijn beperken als ze relatief de dicht bij de waarnemer staan. Onderstaande principetekeningen zijn een illustratie daarvan.

.

Fictieve situatie waarbij de afstand van de waarnemer tot de lijn circa 750 m is (in het centrum van het beeld) en de afstand van de laanbeplanting, met een hoogte van circa 25 m, tot de waarnemer circa 550 m. De lijn is boven de bomen zichtbaar.

.

Dezelfde fictieve situatie als bij afbeelding 1, de afstand van de waarnemer tot de lijn is eveneens circa 750 m. De afstand van de laanbeplanting tot de waarnemer is in deze afbeelding echter circa 120 m. De bomen nemen het zicht op de lijn weg.

Ondergrondse aanleg.

In een aantal situaties is het noodzakelijk dat de hoogspanningslijn ondergronds wordt aangelegd; verkabeld. Dat kan op twee manieren worden uitgevoerd: via open ontgraving en via een boring.
Bij open ontgraving wordt er een sleuf gegraven waar de kabels in worden gelegd, de eventueel aanwezige beplanting zal daardoor moeten verdwijnen. Deze sleuf wordt vervolgens weer afgedekt met aarde, hierop kan echter geen nieuwe diepwortelende beplanting meer worden aangebracht. Er ontstaan daardoor open gras stroken.
Het is niet altijd mogelijk om met open ontgraving te werken, bijvoorbeeld als een weg of vaart moet worden gekruist of als er te weinig ruimte is om te graven. Dan wordt er geboord waarbij de kabels in buizen worden gelegd. Technische uitwerking van de geboorde tracédelen moet uitwijzen of koeling van de kabels in de gebruiksfase noodzakelijk is, in die gevallen zullen wellicht pomphuisjes noodzakelijk zijn.
Het ondergrondse tracé is dusdanig gekozen dat bestaande beplanting zo veel mogelijk is ontweken. Waar dat niet mogelijk is en beplanting moet worden verwijderd zal dat worden gecompenseerd. De inrichtingsvoorstellen zullen in overleg met de gemeenten worden bepaald.

Het aanbrengen van beplantingen nabij installaties, die bij de lijn horen, met de bedoeling ze aan het zicht te onttrekken kan wel zinvol zijn. Deze installaties, zoals opstijgpunten en pomphuisjes hebben immers een veel geringere hoogte dan de masten.
Daarbij moet overigens direct worden opgemerkt dat door het aanbrengen van deze beplantingen weliswaar de installaties aan het oog worden onttrokken, maar dat daarmee niet in alle gevallen een betere situatie ontstaat. Een transparant opstijgpunt of een klein pomphuisje, dat in een open gebied wordt voorzien van beplanting kan een grotere invloed op de openheid tot gevolg hebben dan niet beplante installaties. Door een zakelijke, terughoudende vormgeving en materiaalgebruik van installaties zullen ze over het algemeen het beste in het landschap worden opgenomen en het minst storend zijn.
Omdat er geen herkenbare samenhang tussen de pomphuisjes en de ondergrondse hoogspanningsverbinding is kan, bij de situering en oriëntatie ervan het best worden aangesloten op de lokale situatie. Dat wil zeggen dicht bij andere elementen zoals infrastructuur, bebouwing en beplanting en wat richting betreft aansluitend op bijvoorbeeld de kavelrichting ter plaatse.

Een terughoudende vormgeving en materiaalgebruik wil niet zeggen dat prefab betonblokjes de enige oplossing zijn. Een aangepast ontwerp kan voldoen aan de eisen van terughoudendheid maar kan daarnaast voor de “goede lezer” een extra kwaliteit toevoegen. De in Twente, bij de zoutwinning toegepaste “zouthuisjes” zijn daarvan een aardig voorbeeld. Daarbij moet overigens direct worden opgemerkt dat het enigszins historiserend karakter van deze zouthuisjes voor de pomphuisjes niet de juiste vormtaal is.

.Zouthuisje in Twente

De inrichtingsmaatregelen kunnen worden onderverdeeld in de volgende twee groepen:

  1. Maatregelen die het beste kunnen worden opgenomen in reeds aanwezige plannen zoals een landschapsontwikkelingsplan (LOP) of maatregelen die het beste kunnen worden verwerkt in een voor een gebied opgesteld, maar nog niet uitgevoerd plan zoals het plan voor de GroenBlauweSlinger.
    Daarbij kan worden gedacht aan:
    * Het wijzigen van de landschapsstructuur in patroon en gebruik, door bijvoorbeeld het veranderen van de kavelrichting zodat de oriëntatie wijzigt, het anders gebruiken van wegen en paden door het wijzigen van de recreatieve routes of het verplaatsen van recreatieve elementen zoals een bankje of andere voorzieningen.
    * Het toevoegen van beplantingen zoals lanen, bosschages en houtwallen, in het landschap rond de lijn zodat een meer besloten landschap ontstaat of de kijkrichting verandert.
    * Het aanbrengen van beplantingen op specifieke locaties met het doel storende uitzichten te verbeteren, bijvoorbeeld het zicht vanuit een bepaalde woning.
  2. Maatregelen die onderdeel worden van het project (zie Bijlage 1: RIP-grenzen Landschapsplan) en uitgevoerd worden parallel met het realiseren van de lijn.
    * Het aanbrengen van bijvoorbeeld beplantingen nabij kleine installaties (schakelstations, opstijgpunten, pomphuisjes)
    * Het opstellen van aangepaste ontwerpen van (delen van) de installaties zoals de noodzakelijke hekwerken of de architectuur van bijvoorbeeld de pomphuisjes en mofputten.

Op de volgende locaties worden inrichtingsmaatregelen voorgesteld:

  1. Opstijgpunt Delft
  2. Verkabeling Abtswoudsebos
  3. Pomphuisjes Zuidpolder
  4. Opstijgpunt N470
  5. Wal bij N470 mastnummer 40
  6. Wal bij N470 mastnummers 41-42
  7. Landscheiding

.

Overzicht locaties inrichtingsmaatregelen

..

Luchtfoto van locatie van het opstijgpunt en stadsrand en suggestie voor aanvullende beplanting.

..

luchtfoto met suggestie voor het omvormen van de aanwezige beplantingen.

.

Luchtfoto met daarop het GBS-plan en aanpassingsvoorstel
ten noorden van de N470.

.

Luchtfoto met beplantingen op wal langs de N470

.

Luchtfoto met beplanting op geluidwal tussen Zoetermeer en de N470

.

Luchtfoto met nieuwe boombeplanting langs de Landscheiding

 

begin document
 
 
 
 
 
 
 
ir jhon van veelen
landschapsarchitect
Hoogstraat 34
6011 RZ Ell
51°12'46.82'' N - 5°48'00.62'' O
jhon@vanveelen.tv
KvK 14108519