A. Model 'Knooppunten'.
In dit model wordt voorgesteld de knooppunten van de verschillende infrastructuren door middel van beplantingselementen te verbijzonderen. Daarbij kan een verschil worden aangebracht tussen het noordelijke en het zuidelijke knooppunt. Aansluitend op de relatief grote schaal van het noordelijke knooppunt zouden daar boselementen kunnen worden gerealiseerd, terwijl bij het zuidelijke knooppunt kan worden aangesloten met kleinere lineaire beplantingselementen.
B. Model 'Kreekrak' .
In dit model wordt het lineaire, doorsnijdende karakter van het Kreekrak benadrukt, door over de gehele lengte beplanting erlangs aan te brengen. Hiermee wordt enerzijds de grote maat van het kanaal en het functionele contrast met het omringende agrarische gebied benadrukt, anderzijds wordt aangesloten op het verschil in functie tussen het Kreekrak (vaarweg) en het Spuikanaal (spui).
C. Model 'Bundeling'.
Het gekozen tracé van de 380 kV lijn sluit aan op de reeds bestaande bundeling van de beide kanalen. Op deze wijze worden drie infrastucturen van min of meer gelijk niveau in één zone bijeengebracht. Dit model tracht deze bundeling te benadrukken door het aanbrengen van lineaire beplantingselementen langs de buitenoevers van de beide kanalen. Tezamen met de 3 rijen bomen, die tussen de kanalen na realisering van de 380 kV lijn zullen overblijven, zal een duidelijk verdichte zone ontstaan.
D. Model 'Lokaal Landschap'.
De in het landschap aanwezige dijken zijn deels met populieren beplant. In dit model is getracht het contrast tussen de bovenregionale infrastructuren en de lokale landschapspatronen te versterken door de aanwezige beplanting op deze dijken aan te vullen.
4. Modellenkeuze.
De criteria op basis waarvan een keuze is gemaakt uit deze modellen zijn
- financiële beperkingen
- technische beperkingen
- praktische uitvoerbaarheid.
De beschikbare financiële middelen zijn zodanig dat aankoop van gronden ten behoeve van de realisering van beplantingen niet mogelijk is. Alleen modellen waarin nieuwe beplantingen zijn voorgesteld op overheidsgronden komen in aanmerking voor verdere uitwerking. Dit betekent dat zowel model A als model D als niet reëel moeten worden beschouwd. Voor model D geldt bovendien dat uitvoerig overleg met verschillende grondeigenaren zal moeten plaatsvinden, hetgeen de praktische uitvoerbaarheid zal bemoeilijken.
Voor de realisering van model C is het noodzakelijk beplanting te situeren op een strook landbouwgrond naast de kanaaldijken, of de beplanting te plaatsen in de binnenbermen ervan. Het eerste is financieel onhaalbaar, het tweede stuit op bezwaren van technische aard, in verband met de waterkerende functie van deze dijken. Vooralsnog lijkt het model BIKreekrak' het meest reële model als alternatief voor de aanleg van 3 aanvullende rijen bomen op de strook grond, die na demping van de aanwezige kwelsloot tussen de beide kanalen beschikbaar zal zijn. Bovendien moet worden opgemerkt, dat de in het model 'Kreekrak' voorgestelde beplanting van 3 rijen populieren langs het gehele kanaal, vanuit lanschapsarchitectonisch oogpunt de voorkeur verdient boven een situatie waarbij slechts een deel van het kanaal is beplant met 6 rijen populieren. De lineaire vorm en de bovenregionale betekenis van het kanaal worden er, in contrast met het omringende open polderland beter door verduidelijkt. Daarnaast wordt de bundeling van het Kreekrak en de 380 kV hoogspanningslijn, beide infrastucturen van internationaal niveau herkenbaar gemaakt.
|